Botswana, 17 november 2019
We zijn in Botswana, maar het was geen warm welkom. Aan de
Zambiakant verwachtten we dat het chaotisch zou verlopen, maar het was heel
eenvoudig: immigration voor exitstempel in je paspoort, naar customs voor het
afstempelen van het Carnet de Passage. En naar het ferryboekingskantoor voor
een kaartje voor de ferry. Vervolgens konden we zo de ferry oprijden. Er past
precies één vrachtwagen op, maar dan is ernaast nog ruimte voor een paar auto’s
achter elkaar. De brug in aanbouw ziet er mooi uit; moet volgend jaar klaar
zijn, maar de aanvoerwegen zijn nog in een rudimentair stadium.
We rijden de ferry af, verwachten ook een soepele inreis in
Botswana. Zuidelijk Afrika kampt met mond- en klauwzeer en bij verschillende
parken of campings op een boerderij moet je door een chloorbad rijden en ook
lopen. In het kader daarvan had ik gelezen dat je ook geen melkproducten mag
invoeren in Botswana. We hadden dus alle melk (gewoon Parmalat, ze verkopen wrs
dezelfde melk in Botswana), de yoghurt en kaas verstopt tussen de kleding.
We komen bij het immigratieloket
en worden zuchtend behandeld. De dame moet weten waar we naar toe gaan, in
Kasane en Maun naar welke lodge of camping. Ik noem een naam maar ze schampert
dat dat niet bestaat en dus moet ik m’n iPad halen om van iOverlander een campingnaam
te geven. Ze zit ondertussen onderuitgezakt op haar telefoon te kijken en
weigert daarna nog contact met ons te maken. Ik kan haar wel door het luikje
trekken, maar … , ik doe het niet.
Uiteindelijk krijgen we een stempel, wel gratis. We gaan
naar het loket ernaast, customs, voor
het Carnet de Passage. Een stugge man, maar hij doet het snel en correct. OK,
dat is ook klaar, nu nog roadtax en carbontax. De man van customs zegt dat de
weegbrug kapot is en dat we daarop moeten wachten, want het gaat op gewicht.
Het gewicht van het kentekenbewijs geldt niet, het moet ter plekke worden
vastgesteld. De weegbrug wordt gerepareerd, maar duurt in ieder geval nog 4
uur, maar meer waarschijnlijk 6 uur en mogelijk pas morgen…
Wat nu, er zitten al wat mensen te wachten. We zien de
customsofficer even later buiten staan en bespreken de situatie. Hij zegt dat
het onzin is om te wachten, want er vraagt toch nooit iemand naar die papieren.
We dubben wat, maar besluiten om maar gewoon weg te rijden. We hebben de
belangrijkste acties achter de rug: immigratie en het Carnet. Als we weg willen
rijden springt er een dame op die buiten achter een bureautje zit en denk ik de
hele discussie heeft gehoord, en vraagt of we roadtax hebben betaald. Nee, dat
hebben we niet. Ik moet meekomen en in een kantoortje staat ze heftig te discussiëren
met de man van de customs. Na een kwartiertje komt ze naar buiten en zegt
mokkig dat we mogen gaan, zonder roadtax betaald te hebben.
Een paar kilometer later halen we de melk, yoghurt en kaas
tussen de (schone) onderbroeken vandaan en zetten het weer in de koelkast. We
rijden een paar kilometer verder door Kasane, zien politie met een
lasersnelheidsmeter en de agente duikt bijna voor onze auto. We reden 71 km/u.
Dat is weliswaar heel erg onmogelijk, midden in een stad. Maar we moeten
betalen.
We hebben dit eerder gehad, in Mozambique, toen reden we ook
zogenaamd 71 op een weg waar je 60 mag. Ook totale onzin, want we letten er
juist op en ook toen wisten we dat we 60 moesten en reden zeker niet harder. 71
km/u is kennelijk het magische getal om toeristen een poot uit te trekken
Destijds hebben we het af kunnen maken met een ‘donatie’, maar nu moeten we op
het politiebureau gaan betalen. We hebben nog geen Pula’s, want er was geen ATM
bij de grens. We mogen eerst gaan pinnen en dan op het politiebureau betalen.
Wat een gezeik.
Een warm welkom in Botswana is het allemaal niet.
Het is ook een beetje de sfeer die we verder tegenkomen. Bij
de receptie op een camping of bij een gate van een National Park. Er kan geen
glimlachje vanaf, correct, maar stug en bijna onvriendelijk.
Maar we rijden naar een camping aan de rand van Chobe. Een
Australisch stel is daar een jaar of 10 geleden begonnen met een lodge en
camping op te bouwen, heel kleinschalig. Buiten het hek is een waterhole, waarop je van het deck/terras
uitzicht hebt. In de avond komen er eerst een paar hippo’s en vervolgens olifanten
en olifanten en olifanten. De hippo’s gaan er vandoor, hippo’s houden niet van
olifanten. Later op de avond komen ook nog buffelo’s bij de waterhole drinken.
En het gebeurt allemaal op een 20 meter afstand. Prachtig.
Daarna door Chobe. De weg houdt op en wordt een diep zandpad.
We ploegen ons erdoor en overnachten in Savuti, in het park en daarom wel wat
prijzig (50 USD per persoon per nacht). De camping heeft geen hek en ’s nachts
staan de olifanten naast de bus te vreten van de struiken en olifanten zijn
niet zachtzinnig.
De regentijd is nog niet echt begonnen, maar wel is er af en
toe een lokale bui. Ook in Chobe heeft het al een keer geregend, een week
geleden. Hierdoor begint het mopanebos uit te lopen en wordt alles heel fragiel
groen.
In het volgende deel van Chobe kiezen we voor een track dat
wat meer door open gebied loopt en we zien olifanten en heel veel buffelo, wat
sabelantilopen, tsessebe en impala natuurlijk.
En om een flauwe bocht zien we plotseling een olifant op het pad liggen,
dood, al een paar dagen waarschijnlijk,
want hij stinkt heel erg. Wij zien hem op de rug, maar als we door de struiken
om hem heen rijden, zien we dat zijn ingewanden allemaal opgevreten zijn en dat
alleen zijn huid en skelet er nog liggen, met slagtanden overigens.
Een hele mooie tocht door dat open grasland dat goudgeel of
roodbruin is. Bij het volgende checkpoint informeren we de ranger over de dode
olifant op het pad.
We moeten doorrijden naar Maun omdat daar het eerst volgende
benzinestation is. De laatste was nog vóór de eerste camping en ondanks de
extra jerrycans, kunnen we niet veel omwegen maken.
En het is zo warm, overdag 39-40 graden. We zeggen net tegen
elkaar, zullen we maar gewoon naar de kust van Namibië rijden, bij Swakopmund,
daar is het nu 19-20 graden, afkoelen. Maar dan is het een paar dagen bewolkt
en een stuk koeler. Nou ja een stuk, het is zo’n 35 graden, maar dat is toch al
een flink verschil, ook omdat de zon niet schijnt.
Na Maun gaan we naar Central Kalahari NP. We maken onderweg
een wildkamp omdat we de camping in het park niet meer gaan halen.
Central Kalahari is geen gebied met heel veel dieren, maar
is vooral mooi door de (zout)pannen en de leegte van het landschap. Het is een
gebied dat niet heel veel wordt bezocht. Botswana is vooral een
safaribestemming voor Chobe, Moremi en Okavangodelta.
Maar we hebben in Central Kalahari toch wel wat dieren
gezien die we niet eerder hadden gezien, vooral veel gemsbokken, maar ook
jakhalzen, mooie slanke ‘honden’ met een spitse snuit en grote oren. En verder veel
stokstaartjes, ook heel erg leuk.
Er zijn geen echte campings in de Central Kalahari, maar
zogenoemde ‘bushsites’, aangewezen gebieden waar je mag kamperen. Er zijn geen
faciliteiten, geen water, niets.
Als we de laatste nacht een ‘bushsite’ oprijden, staat er
een grote giraffe. Die schrikt zich rot van ons, blijft stokstijf staan en
verroert zich een half uur lang helemaal niet. Na een half uur krijgt hij wat
stijve poten denk ik, want hij begint voorzichtig zijn voorpoten wat los te
gooien en te verplaatsen. Maar hij durft zich verder nog niet te verroeren. Hij
heeft zijn hoofd in de takken van een boom gestopt en denkt misschien dat hij
daarmee niet meer zichtbaar is.
Het wordt donker, een prachtige zonsondergang, maar de
giraffe is er nog. Hij heeft zich voorzichtig verplaatst achter een andere
boom. Pas uren later zien we hem niet meer. Arm beest, is zich helemaal
rotgeschrokken van ons.
We rijden weer terug naar Maun, doen boodschappen, halen
geld, eten een ijsje en gaan naar de camping.
Morgen richting Namibië, via Caprivi strip naar Ethosha.
Voor de temperatuur zal het nog niets uitmaken, want ook Ethosha is nog erg,
erg heet.
Overigens hebben we nog even de slang op internet opgezocht,
die in Lower Zambezi in mijn stoel was gevallen. Het is de Twig Snake of
Southern Vine Snake; hij is vrij zeldzaam, geen snelle bijter, maar wel zeer, zeer giftig
zonder dat er een antigif tegen bestaat.
We letten voortaan wat beter op vallende takjes.