26 oktober 2019


Zambia, 25 oktober 2019

Da’s een tijd geleden dat we iets van ons hebben laten horen, maar het probleem is dat we meestal geen internet hebben op onze locatie. Internet is niet zo makkelijk in Zambia. We staan nu even op een parkeerplaats bij een supermarkt in Lusaka, dus we kunnen weer even posten. Deze posting begint op  16 oktober, de dag dat we Zambia ingingen.

We overnachten de laatste nacht in Tanzania bij een groot conferentiecentrum met chalets, het is er uitgestorven. We mogen op het grote centrale grasveld staan en krijgen de sleutel van een chalet voor douche en toilet. We besluiten in het restaurant te eten en bestellen van tevoren een pizza. Het is een voorgebakken bodem en er liggen wat verse groenten (ui, tomaat, paprika) op en vooral, knakworstjes. Je zou het zelf niet bedenken, maar we vinden het heerlijk. Er zit ook lekker veel kaas op. We kunnen niet allebei een hele pizza op, dus nemen we de rest mee, zoiets laat je niet voor de guards achter.

De volgende ochtend staat er een jong stel voor onze neus: “Goedemorgen, is dit echt een Nederlandse auto?” Het is een Nederlands stel dat aan het backpacken is in Zuidelijk Afrika en gaan daarna door naar Zuid-Amerika. We kletsen wat, we geven hun onze Malawiaanse kwatcha’s die we nog over hadden.  Nederlanders kom je overal tegen, veel meer dan Duitsers en Engelsen of zo.

Vandaag hebben we de grens voor de boeg, inmiddels beginnen we hierin enige routine te krijgen. Maar deze is anders. Het begint al, als we alle vrachtwagens voorbij zijn gereden en vlakbij het terrein van de grensformaliteiten zijn. Er wordt op de auto gebonsd, we moeten Tsh 5.000 betalen (ca. EUR 2), aan zomaar iemand die dat zegt. Dit proberen ze overal, bij elke grens.  Er wordt met de auto meegerend, gewezen waar we moeten parkeren (op de parkeerplaats…) en we komen niet van de fixers af. Ze blijven roepen wat we moeten doen, dat weten we zelf ook wel.
We laten het Carnet de Passage weer Tanzania uit stempelen en willen ook een exit-stempel in ons paspoort natuurlijk. Daar moeten we vreemd genoeg weer helemaal door de biometrische gegevens, foto, vingerafdrukken van alle 10 je vingers, hoelang je gebleven bent, waar etc. etc. We gaan eruit, doe niet zo moeilijk! Maar goed, alles gaat goed en vriendelijk.

We rijden naar de Zambiaanse kant, een groot gebouw waar we bijna in iedere kamer zijn geweest: eerst een visum, dat gaat snel en zonder problemen. Dan de roadtax betalen, de officer wil de auto zien, dus lopen we weer het hele gebouw door naar beneden over het parkeerterrein naar de auto. Als hij onze bus ziet, zegt hij: Oh, that’s tiny. Nou vind ik dat een beetje overdreven, maar het betekent dat we in de laagste klasse van wegenbelasting vallen. Zou toch makkelijker zijn als ze gewoon naar het gewicht van de auto kijken op het kentekenbewijs. We mogen hier alleen met USD betalen, dus overhandigen we de 20 USD , krijgen een mooi certificaat en zijn hier klaar.
Dan moeten we carbontax betalen, maar dat mag alleen in Zambiaanse kwacha’s, dus naar de ATM. Maar die doet het niet, natuurlijk zijn er weer allemaal fixers die willen wisselen. Maar we gaan naar de bank om te wisselen. Ook dat duurt een eeuwigheid voor hij de computer zover heeft om ons het geld te laten overhandigen. Dan naar het carbontax-office en ook snel klaar. Dan moeten we nog een WA verzekering voor de auto regelen. Dat is verplicht, want onze verzekering die wij zelf hebben afgesloten wordt niet vertrouwd. Dat kost ca. 15 USD voor 3 maanden. Alles wordt minutieus ingevoerd. De woonplaats is altijd moeilijk: ’s-Gravenhage, zoals in het paspoort staat is echt te moeilijk en kent de computer niet en Den Haag en The Hague pakt de computer ook niet. Uiteindelijk zeggen we dat we in Amsterdam wonen. Dan alle gegevens van de bus, bouwjaar? 1988. Eerst ongeloof, daarna beginnen ze te lachen, dat is een Afrikaanse auto. Europeanen rijden toch niet in zulke oude auto’s…
We hoeven alleen nog het Carnet de Passage te laten afstempelen en zijn klaar, 4 uur van drukte en chaos verder inmiddels. Maar we zijn in Zambia en mogen max 90 dagen blijven, al hebben we maar een week of 2-3 gepland.

Het verschil is weer onmiddellijk duidelijk. Natuurlijk is het landschap op zich niet geheel anders, maar je ziet geen landbouw meer, geen koeien, geen brommers, geen fietsen, geen tuk-tuks. De weg is leeg (waar zijn al die vrachtwagens gebleven, die we voor de grens zagen staan?). De huizen hebben geen ijzeren golfplaten dagen meer, maar riet. Het is allemaal duidelijk veel en veel armer.

Wat wel weer opvalt, overigens hetzelfde als in Malawi en Tanzania, de vele verschillende kerken. De zendelingen hebben hier hard gewerkt: Nieuw Apostolische kerken, Baptisten, veel 7edags Adventisten, maar vooral de Jova’s Getuigen hebben veel geïnvesteerd hier. Om de paar kilometer zie je een Kingdom Hall of Jehova’s Wittnesses, allemaal hetzelfde gebouwtje. Geloof is hier een  must, wat voor geloof dan ook; ongelovig is onbestaanbaar. Maar goed, daar is Afrika niet de enige in.

Zambia bestaat bijna uit 2 delen. Halverwege het land steekt Congo voor een flink deel in Zambia. Van noord naar zuid is het ca. 2.000 km.  Het noordelijke deel is duidelijk armer, minder ontwikkeld.  Naarmate we zuidelijker komen wordt het drukker op de weg, zijn er meer dorpen, zijn de huizen  wat groter, zijn er af en toe brommertjes, fietsers, ATMs en zie je veel meer landbouwgrond, met grote beregeningsinstallaties, waarschijnlijk Zuid-Afrikanen. 
We gaan naar Kapisha Hotsprings, een camping in de buurt van een warmwaterbron, waar ze met een dammetje een zwembadje hebben gevuld.  De camping ligt aan de rivier. En, de camping staat bijna vol! Dat maken we nooit mee, meestal staan we alleen, soms staat er nog één andere kampeerder op de camping. Het zijn allemaal Zuid-Afrikanen of expats die in Zambia werken. De hotspring is natuurlijk lekker, zeker ’s morgens vroeg als het nog niet zo warm is, maar is in een koud land waarschijnlijk veel lekkerder.

South Luwanga is ons volgende doel. Maar, hoe komen we daar? Er is een 4x4 weg van ca. 60 km., die in het droge seizoen (nu) te doen zou zijn, maar in een slakkengang, want er zit een steile, smalle afdaling in van de escarpment af, zo’n 1000 meter omlaag. We vragen anderen hoe de weg is, maar niemand heeft hem gereden en on-line lees je horrorverhalen van mensen die hun auto kapot gereden hebben. De eigenaar van de camping is de enige die hem wel heeft gereden en die zegt dat het wel te doen is, maar dat je het heel, heel rustig moet doen. Als we deze weg niet nemen moeten we via Lusaka naar het oosten en dan weer omhoog, het is ruim 1300 km om. De wegen zijn niet heel slecht, maar er zitten veel gaten in en er veel, veel zware vrachtwagens. Na veel dubben besluiten we niet de 4x4 weg te nemen, de bus is weliswaar een 4x4, maar daarmee hoeven we niet de ultieme uitdaging aan te gaan, we willen er nog langer mee doen; we rijden dus om. Nemen nog een extra omweg om naar een chimpansee-opvangcamp te gaan, voorbij de Copperbelt bij de grens met Congo en Angola. Heel leuk, de foto’s spreken voor zich.

Op 24 oktober is het Independenceday in Zambia, dé belangrijkste nationale feestdag. We denken die het beste te kunnen doorbrengen op een camping in een klein privé wildpark. We kunnen wel een paar rustige dagen gebruiken want het is veel rijden in Zambia om ergens te komen. We komen op een prachtige camping, aan een meertje, met een picknicktafel aan het water. Heel idyllisch en besluiten een extra dag te blijven. De 24ste begint rustig, maar dan breekt ongeveer de hel los. Bussen en bussen met festivalgangers komen aan op het terrein naast ons dat bedoeld is voor dagbezoekers. Er wordt een muziekinstallatie op volle sterkte aangezet en de camping ligt precies tussen dit festivalterrein en de bar en zwembad. Honderden mensen zwermen uit over de camping. Zo hadden we onze rustdag niet voorgesteld. Jullie kunnen er wellicht om lachen, maar ons verging dat even.

We stoppen onderweg bij een marktje om wat fruit te kopen en daar staat ook een vrouw met een grote bak met iets dat op rupsen lijkt, ca. 5 cm lang en 1 cm. dik. Ik vraag aan de vrouw wat het is, misschien zie ik het niet goed of zo. Maar ze zegt: Caterpillar. Ze zijn dood en bedoeld om te bakken, of frituren… We zijn vergeten er een foto van te maken, jammer.









Kingdom Hall of Jehova's Wittnesses