26 november 2019


Namibië, 26 november 2019

We zijn dus inmiddels in Namibië, wel één van de hoofdbestemmingen van deze reis. We hebben 90 dagenstempel gekregen in ons paspoort en al gaan we dat niet helemaal opmaken, we hebben wel gepland om de Kerst in Namibië te zijn. Dat is gelijk ook ons dilemma. We plannen wel, maar dat is heel globaal. Wel wat we willen zien, maar op welk moment we daar dan zijn, dat ligt niet vast. Maar de grote zomervakantie voor Zuid-Afrika begint half december tot half januari en Zuid-Afrikanen zijn nogal outdoor-mensen, dus die reizen massaal af naar campings in Namibië en Zuid-Afrika. Er wordt dan ook geadviseerd om al je accommodatie (ook campings) ruim van tevoren te boeken. En dat is een probleem, want wij kunnen niet zo strak plannen. Voorlopig plannen we dus maar week voor week en proberen dan campings te reserveren die van de Namibian Wildlife Reserves zijn.

De grensovergang van Botswana naar Namibië was een eitje. We rijden het grensterrein van Botswana op; parkeerplaats helemaal leeg en geen fixers. We gaan naar het immigratieloket om een exitstempel in ons paspoort te halen, maar zonder goedemorgen of andere begroeting wordt ons gecommandeerd dat we een formulier moeten invullen, dat op een tafeltje achter ons ligt. Daarna krijgen we een exitstempel. Ook het Carnet de Passage wordt weer vlot afgestempeld en klaar zijn we aan de Botswanakant.

Daarna rijden we naar de Namibische kant, ook geen andere auto op het parkeerterrein. Binnen zijn er 3 loketten naast elkaar. De eerste voor immigratie: stempel in ons paspoort en mogen tot 18 februari 2019 blijven, dat was nog wel even een foutje, moet 2020 zijn. Bij het 2e loket wordt ons Carnet de Passage soepel afgestempeld. En bij het 3e loket moet je roadtax betalen. Dat was nog wel even lastig, want je betaalt aan de hand van het gewicht van de auto. Dat doen ze hier niet fysiek maar op basis van het kentekenbewijs. En daar begrijpt  hij helemaal niets van. Het gewicht van de bus staat er wel op, 3030 kg, maar ook het maximale gewicht, 3500 kg en het technische maximale gewicht 4600 kg. En ons kentekenbewijs is alleen in het Nederlands. Daar kan hij niet over uit, dat het er niet ook in het Engels staat. Hij wil ons gelijk voor het zwaarste gewicht op het kentekenbewijs aanslaan, maar daar gaan we niet mee akkoord. De bus weegt geen 4600 kg, maar 3030 kg. Nou ja, dat  kunnen wij wel zeggen, maar waar blijkt dat uit? Nogmaals uitgelegd hoe het zit, maar hij blijft er ongelovig naar kijken en z’n hoofd schudden. Uiteindelijk gaat hij akkoord met het gewicht van 3030 kg, maar blijft mopperen dat dat ook in het Engels op het registratie/kentekenbewijs moet staan. Op zich heeft hij zeker een punt, maar ja, wij kunnen er ook niets aan doen. Ook als we even met elkaar een paar woorden wisselen, wil hij dat we alleen tegen hem praten en niet tegen elkaar.
Er is geen ATM bij deze grenspost en we hebben nog geen Namibische Dallars. Gelukkig is de Namibische Dollar 1 op 1 gekoppeld aan de Zuid-Afrikaans Rand en dus mogen we ook met Rand betalen. Die hebben we nog zat, dus dat is dan ook weer opgelost.

Even later komen er 2 Nederlandse jongens binnen, die ook roadtax moeten betalen. We hebben deze jongens de avond ervoor op de camping ontmoet. We maken een praatje. Zij hebben geen Rands of Namibische dollars en we wisselen wat Euro’s voor Rands voor hun. De roadtaxofficer vindt dit zeer storend, ze mogen niet meer met ons praten. Die roadtaxjongen moet nog wat loskomen denk ik.

Is de regentijd inmiddels begonnen? Nog niet echt, maar het regent wel af en toe. Early rains noemen ze het, nog niet regentijd. Op de camping in de Okavango Delta, een paar dagen geleden, begon het verschrikkelijk te stormen en onweren in de verte. Het heeft de hele avond gestormd, maar er is heel weinig regen gevallen. En nu al weer een paar dagen helemaal geen wolkje.
Dat betekent dan ook dat het niet afkoelt. Het is elke dag tegen de 40-42 graden en dat is heel, heel warm. Gelukkig zijn de avonden niet zo warm meer en als we naar bed gaan is het binnen meestal een redelijke 30 graden. Nou is het inderdaad heel warm, maar het is ook wel een hele droge warmte, die beter te verdragen is dan een lagere temperatuur met een hogere luchtvochtigheid. Ik zag op een weathersite dat de luchtvochtigheid hier 27% is. Dat lijkt me erg laag, maar heb zelf geen hygrometer bij me.
Maar af en toe zijn we de warmte wel zat. Je energie is beperkt en als je wat doet, dan is het al heel snel veel te warm. Het eten is ook wel moeilijk. Wie gaat er staan koken in zulke warmte, binnen of buiten maakt niet uit. En we hebben ook niet veel trek, dus is het al snel goed. Veel salade, dat wel. Gelukkig kan je hier bijna overal ijsbergsla, komkommer, tomaat, tonijn, feta e.d. krijgen, zodat we nog wat variatie kunnen aanbrengen.

We zijn in Etosha NP, ook weer een natuurgebied rondom een hele grote zoutpan. Het is een bekend park, met dus ook relatief veel toeristen, maar het komt niet in de buurt van de hoeveelheid mensen die je in een groot park als Kruger ziet, terwijl het toch ongeveer even groot is. Het staat niet bekend om de hoeveelheid dieren die er zijn, maar we  hebben er heel veel gezien. Ook hele bijzondere tafereeltjes, kijk maar naar de foto’s.
Bij het eerste waterhole waar we waren, was een groep hyena’s een karkas aan het afkluiven. Een paar jakhalzen wilden ook een deel, probeerden telkens een beetje stiekem onder de hyena’s door wat vlees van het karkas af te trekken, maar worden iedere keer met een grauw verjaagd.
Later, bij een waterhole, stond de vlakte vol met zebra en wildebeest (gnoe), met veel impala en springbok ertussen en op de achtergrond nog een groep gemsbokken en kudu. Een vlakte zo vol dat je het kunt vergelijken met Serengeti’s ‘migration of the wildebeest’. Verder nog een eenzame neushoorn op de zoutvlakte en eentje die een half bad had genomen. Heel veel giraffes, wat olifanten, veel struisvogels.  Het komt ook omdat het echt droogste tijd van het jaar is en er nergens anders water is dan in de waterholes. Als je daar gaat staan trekt het dierenleven aan je voorbij.

Opvallend is ook zoveel leeuwen als we gezien hebben, eerst een leeuwin met drie welpjes bij een waterpunt. Wel bijzonder dat de leeuwin geen staart had, de welpjes renden wat om haar heen, speelden met elkaar, maar dronken nog niet uit het waterpunt; de leeuwin wel. Mogelijk worden ze nog gezoogd. En langs de weg drie leeuwinnen die een gemsbok hebben omgelegd en daar zo van genieten, dat één wel haar kop in het karkas heeft, maar daar alleen een beetje ligt te soezen. Er liggen 4 welpjes bij, die op apegapen liggen, mogelijk hebben ze ook al wat mogen eten.
Ook af en toe een leeuw die langs de kant van de weg in de bosjes ligt.
Bij een waterhole lagen 2 leeuwinnen en een jonge leeuw. De leeuw springt op en gaat achter een nietsvermoedende giraffe aan, die zet het op een lopen en wint uiteindelijk. Ook daar hebben we foto’s van. En John wilde nog een keer stoppen om een mooie landschapsfoto te maken. Ik kijk toevallig de andere kant op en daar liggen 2 leeuwen. John roept, oh f…. en dat was het ook, zie de foto.

Ook nog een dode olifant, waar de jakhalzen mee bezig waren. Jakhalzen zijn niet zo groot en een olifant wel, dus ze lopen in z’n geheel naar binnen, eten daar hun deel en komen dan weer naar buiten. Lopen af en toe naar het waterpunt om wat te drinken en gaan weer bij de olifant naar binnen. En jong, klein jakhalsje stak z’n hele voorste deel van z’n lijf via de achteropening van de olifant naar binnen. Is misschien ook wel veel lekkers te halen, je weet niet wat ze lekker vinden.
En op de voorgrond lagen nog wat delen van een giraffe, maar dat was al veel ouder en werd niet meer bezocht.

En vandaag bij het laatste waterhole, bijna geen dieren, opeens zie ik een honeybadger aankomen. John is niet onder de indruk, denkt dat het gewoon een mongoose is, maar ik heb de honeybadger nog niet eerder gezien. Hij is mooi, maar gaat door de modder liggen rollen en daarna door het zand. Tja, dan blijft er ook van een mooie honeybadger niet veel meer over.
Prachtig, prachtig, maar dat kan je wel op de foto’s zien.

We zijn inmiddels Etosha uit, in 6 dagen van oost naar west er doorheen gegaan. We staan nu op een camping en het onweert heel hard en het regent ook wat. Dat zal lekker opfrissen (hopen we).





















17 november 2019


Botswana, 17 november 2019

We zijn in Botswana, maar het was geen warm welkom. Aan de Zambiakant verwachtten we dat het chaotisch zou verlopen, maar het was heel eenvoudig: immigration voor exitstempel in je paspoort, naar customs voor het afstempelen van het Carnet de Passage. En naar het ferryboekingskantoor voor een kaartje voor de ferry. Vervolgens konden we zo de ferry oprijden. Er past precies één vrachtwagen op, maar dan is ernaast nog ruimte voor een paar auto’s achter elkaar. De brug in aanbouw ziet er mooi uit; moet volgend jaar klaar zijn, maar de aanvoerwegen zijn nog in een rudimentair stadium.
We rijden de ferry af, verwachten ook een soepele inreis in Botswana. Zuidelijk Afrika kampt met mond- en klauwzeer en bij verschillende parken of campings op een boerderij moet je door een chloorbad rijden en ook lopen. In het kader daarvan had ik gelezen dat je ook geen melkproducten mag invoeren in Botswana. We hadden dus alle melk (gewoon Parmalat, ze verkopen wrs dezelfde melk in Botswana), de yoghurt en kaas verstopt tussen de kleding.

We komen bij het  immigratieloket en worden zuchtend behandeld. De dame moet weten waar we naar toe gaan, in Kasane en Maun naar welke lodge of camping. Ik noem een naam maar ze schampert dat dat niet bestaat en dus moet ik m’n iPad halen om van iOverlander een campingnaam te geven. Ze zit ondertussen onderuitgezakt op haar telefoon te kijken en weigert daarna nog contact met ons te maken. Ik kan haar wel door het luikje trekken, maar … , ik doe het niet. 
Uiteindelijk krijgen we een stempel, wel gratis. We gaan naar het loket ernaast, customs,  voor het Carnet de Passage. Een stugge man, maar hij doet het snel en correct. OK, dat is ook klaar, nu nog roadtax en carbontax. De man van customs zegt dat de weegbrug kapot is en dat we daarop moeten wachten, want het gaat op gewicht. Het gewicht van het kentekenbewijs geldt niet, het moet ter plekke worden vastgesteld. De weegbrug wordt gerepareerd, maar duurt in ieder geval nog 4 uur, maar meer waarschijnlijk 6 uur en mogelijk pas morgen…
Wat nu, er zitten al wat mensen te wachten. We zien de customsofficer even later buiten staan en bespreken de situatie. Hij zegt dat het onzin is om te wachten, want er vraagt toch nooit iemand naar die papieren. We dubben wat, maar besluiten om maar gewoon weg te rijden. We hebben de belangrijkste acties achter de rug: immigratie en het Carnet. Als we weg willen rijden springt er een dame op die buiten achter een bureautje zit en denk ik de hele discussie heeft gehoord, en vraagt of we roadtax hebben betaald. Nee, dat hebben we niet. Ik moet meekomen en in een kantoortje staat ze heftig te discussiëren met de man van de customs. Na een kwartiertje komt ze naar buiten en zegt mokkig dat we mogen gaan, zonder roadtax betaald te hebben.

Een paar kilometer later halen we de melk, yoghurt en kaas tussen de (schone) onderbroeken vandaan en zetten het weer in de koelkast. We rijden een paar kilometer verder door Kasane, zien politie met een lasersnelheidsmeter en de agente duikt bijna voor onze auto. We reden 71 km/u. Dat is weliswaar heel erg onmogelijk, midden in een stad. Maar we moeten betalen.
We hebben dit eerder gehad, in Mozambique, toen reden we ook zogenaamd 71 op een weg waar je 60 mag. Ook totale onzin, want we letten er juist op en ook toen wisten we dat we 60 moesten en reden zeker niet harder. 71 km/u is kennelijk het magische getal om toeristen een poot uit te trekken Destijds hebben we het af kunnen maken met een ‘donatie’, maar nu moeten we op het politiebureau gaan betalen. We hebben nog geen Pula’s, want er was geen ATM bij de grens. We mogen eerst gaan pinnen en dan op het politiebureau betalen. Wat een gezeik.
Een warm welkom in Botswana is het allemaal niet.

Het is ook een beetje de sfeer die we verder tegenkomen. Bij de receptie op een camping of bij een gate van een National Park. Er kan geen glimlachje vanaf, correct, maar stug en bijna onvriendelijk.

Maar we rijden naar een camping aan de rand van Chobe. Een Australisch stel is daar een jaar of 10 geleden begonnen met een lodge en camping op te bouwen, heel kleinschalig. Buiten het hek is een  waterhole, waarop je van het deck/terras uitzicht hebt. In de avond komen er eerst een paar hippo’s en vervolgens olifanten en olifanten en olifanten. De hippo’s gaan er vandoor, hippo’s houden niet van olifanten. Later op de avond komen ook nog buffelo’s bij de waterhole drinken. En het gebeurt allemaal op een 20 meter afstand. Prachtig.

Daarna door Chobe. De weg houdt op en wordt een diep zandpad. We ploegen ons erdoor en overnachten in Savuti, in het park en daarom wel wat prijzig (50 USD per persoon per nacht). De camping heeft geen hek en ’s nachts staan de olifanten naast de bus te vreten van de struiken en olifanten zijn niet zachtzinnig.
De regentijd is nog niet echt begonnen, maar wel is er af en toe een lokale bui. Ook in Chobe heeft het al een keer geregend, een week geleden. Hierdoor begint het mopanebos uit te lopen en wordt alles heel fragiel groen.
In het volgende deel van Chobe kiezen we voor een track dat wat meer door open gebied loopt en we zien olifanten en heel veel buffelo, wat sabelantilopen, tsessebe en impala natuurlijk.  En om een flauwe bocht zien we plotseling een olifant op het pad liggen, dood,  al een paar dagen waarschijnlijk, want hij stinkt heel erg. Wij zien hem op de rug, maar als we door de struiken om hem heen rijden, zien we dat zijn ingewanden allemaal opgevreten zijn en dat alleen zijn huid en skelet er nog liggen, met slagtanden overigens.
Een hele mooie tocht door dat open grasland dat goudgeel of roodbruin is. Bij het volgende checkpoint informeren we de ranger over de dode olifant op het pad.

We moeten doorrijden naar Maun omdat daar het eerst volgende benzinestation is. De laatste was nog vóór de eerste camping en ondanks de extra jerrycans, kunnen we niet veel omwegen maken.
En het is zo warm, overdag 39-40 graden. We zeggen net tegen elkaar, zullen we maar gewoon naar de kust van Namibië rijden, bij Swakopmund, daar is het nu 19-20 graden, afkoelen. Maar dan is het een paar dagen bewolkt en een stuk koeler. Nou ja een stuk, het is zo’n 35 graden, maar dat is toch al een flink verschil, ook omdat de zon niet schijnt.

Na Maun gaan we naar Central Kalahari NP. We maken onderweg een wildkamp omdat we de camping in het park niet meer gaan halen.
Central Kalahari is geen gebied met heel veel dieren, maar is vooral mooi door de (zout)pannen en de leegte van het landschap. Het is een gebied dat niet heel veel wordt bezocht. Botswana is vooral een safaribestemming voor Chobe, Moremi en Okavangodelta.
Maar we hebben in Central Kalahari toch wel wat dieren gezien die we niet eerder hadden gezien, vooral veel gemsbokken, maar ook jakhalzen, mooie slanke ‘honden’ met een spitse snuit en grote oren. En verder veel stokstaartjes, ook heel erg leuk.
Er zijn geen echte campings in de Central Kalahari, maar zogenoemde ‘bushsites’, aangewezen gebieden waar je mag kamperen. Er zijn geen faciliteiten, geen water, niets.
Als we de laatste nacht een ‘bushsite’ oprijden, staat er een grote giraffe. Die schrikt zich rot van ons, blijft stokstijf staan en verroert zich een half uur lang helemaal niet. Na een half uur krijgt hij wat stijve poten denk ik, want hij begint voorzichtig zijn voorpoten wat los te gooien en te verplaatsen. Maar hij durft zich verder nog niet te verroeren. Hij heeft zijn hoofd in de takken van een boom gestopt en denkt misschien dat hij daarmee niet meer zichtbaar is.
Het wordt donker, een prachtige zonsondergang, maar de giraffe is er nog. Hij heeft zich voorzichtig verplaatst achter een andere boom. Pas uren later zien we hem niet meer. Arm beest, is zich helemaal rotgeschrokken van ons.

We rijden weer terug naar Maun, doen boodschappen, halen geld, eten een ijsje en gaan naar de camping.
Morgen richting Namibië, via Caprivi strip naar Ethosha. Voor de temperatuur zal het nog niets uitmaken, want ook Ethosha is nog erg, erg heet.

Overigens hebben we nog even de slang op internet opgezocht, die in Lower Zambezi in mijn stoel was gevallen. Het is de Twig Snake of Southern Vine Snake; hij is vrij zeldzaam,  geen snelle bijter, maar wel zeer, zeer giftig zonder dat er een antigif tegen bestaat.
We letten voortaan wat beter op vallende takjes.




















7 november 2019


Zambia, Livingstone 7 november 2019

Van Lower Zambezi naar Livingstone is net wat te lang voor één dag, daarom hebben we een stopover gedaan bij een lodge  waar je ook mag kamperen. Onderweg zetten we de bus op een zijweggetje om (ijs)koffie te drinken. Er komt een gezin langs, een man met 2 jochies, een tweeling, van 2 jaar achterop de fiets en zijn vrouw en oudere zoon lopend ernaast, onderweg naar hun dorp. We maken een praatje en ik geef de kinderen een biscuitje. De jochies vinden het toch wel eng als ik dichterbij kom, ze pakken wel een biscuitje aan, maar één begint er daarna heel hard te huilen en wil me niet meer zien. Pas als er een veilige afstand is wil hij wel zwaaien als ze verder gaan.

Op de camping zijn we natuurlijk alleen. Het ligt vrij hoog, ruim 1300 mtr en in de avond wordt het fris! Heerlijk even wat koudere lucht (28 graden als we naar bed gaan). Livingstone ligt ook weer vrij laag, zal dus ook weer warm zijn.

Bij vertrek uit Lower Zambezi, hadden we nog een ‘incidentje’. We hebben ontbeten en koffie gedronken (alleen ’s morgens drinken we nog warme koffie, de rest van de dag maak ik ijskoffie). Ik sta op om binnen op te ruimen en alles af te sluiten om te vertrekken en John zou de stoelen opruimen. Er kwam net een flinke windvlaag en dan waaien er wel eens takken naar beneden. Er ligt een tak in de stoel waaruit ik net ben opgestaan. John wil de tak pakken en roept opeens: “ho, ho, ho”. Net de kerstman, maar het klonk toch anders. Die tak was geen tak, maar een slang en hij zag het nog net voor hij hem op wilde pakken om uit de stoel te gooien. Hij was met recht een takkenslang, lijkt helemaal op een tak, egalig bruin, ongelijkmatig van dikte, maar dan met een kop. Hij was niet heel dik, maar wel meer dan een meter lang. We hebben nog wel een foto gemaakt. En na de schrik ook bedacht hoe ik gegild zou hebben als ik nog in die stoel zou hebben gezeten toen die slang omlaag kwam.
De monitorlizard , ook meer dan een meter, op de foto hieronder, liep ook op de camping rond, samen met een maatje.

De Victoria Falls. We staan op de camping van de Victoria Falls Waterfront Lodge. We hadden gedacht dat het hier wel druk zou zijn, maar, je raadt het al, we staan weer alleen op de camping. Het is de enige camping met een terras aan de Zambezi en ’s avonds loopt het terras al snel vol met allerlei groepen toeristen, veel van de naastgelegen lodges die geen terras aan het water hebben.

We zijn niet voor het eerst in Livingstone bij de Victoria Falls. John is er een keer alleen geweest, net na het regenseizoen, dus als de Falls in volle glorie zijn. We zijn er ook een keer samen hier geweest, ook aan het einde van de droge tijd, oktober, dus was er ook veel minder water.
Dit deel van de Zambezi vormt de grens tussen Zambia en Zimbabwe.  Het probleem bij de Victoria Falls is een beetje dat Zambia de Falls heeft, maar Zimbabwe heeft het uitzicht erop. Van de Zambiakant is er maar één plek waar je zicht hebt op een deel van de Falls, Devilspoint en Dangerpoint. Dat is natuurlijk een National Park gemaakt en betaal je toegang voor.  Vorige keer, toen we samen hier waren, kon je nauwelijks iets zien omdat de Falls vooral ook veel waterdamp geven, waardoor je zeiknat wordt en weinig ziet. We hebben toen, na onze wandeling, ook een microlight-flight gedaan om vanuit de lucht een beter zicht te hebben. We hebben nog een foto van die vlucht erbij gedaan.

We zijn vanmorgen vroeg naar de Falls gegaan, om een mooi licht op het water te krijgen. Van de Zambiakant dus. We hebben de regenjassen bij ons om niet zeiknat te worden. Als we uitstappen bij de parkeerplaats is het vreemd stil: geen donderend geraas van de Falls. We lopen een stukje door het bos en komen bij de Victoria Falls: niets, helemaal niets. Wel een grote hoge wand, waar normaal gesproken een deel van de Zambezi over valt, maar nu alleen een drabbig poeltje beneden, er is geen waterval te zien. Er lopen 2 Zambianen uit Lusaka, die helemaal verbijsterd zijn; ze zijn hier voor het eerst, om de Falls te zien en er zijn geen Falls. Als je doorloopt naar volgende uitzichtspunten die wat verder liggen, zie je in de verte wel een deel van de Falls, maar die kan je alleen goed zien vanuit Zimbabwe. Een ranger legt uit dat normaalgesproken  dit deel van de Falls ook wordt gebruikt voor de hydro-electric installatie. Doordat dit jaar het water in de Zambezi zo laag staat, blijft er na de hydro-electrische fabriek geen water over voor dit deel van de Falls.

We nemen een ander pad, naar beneden. Daar is een poel, de Boiling Pot genoemd. Daar beginnen rafting-trips en canoe-trips, zowel aan de Zimbabwekant als aan de Zambiakant. En je hebt zicht op de oude brug over de Zambezi, die ook de grens is tussen Zambia en Zimbabwe en het is de bungeejumpbridge. Maar helaas zien we daar geen bungjee-jumpers. Wel heel veel helicopters, die boven je cirkelen, lijkt wel een war-zone, of een andere ramp. Maar het zijn de rondvluchten die je boven de Falls kunt maken in een helicopter.

We lopen weer naar boven en willen naar de burg.  Je moet dan langs immigration aan de Zambiakant en daar krijg je stukje papier met stempel erop, dan mag je langs de grenspost de brug op. Daar gebeurde ook weer van alles. Er kwam een Nederlandse groep fietsers aan, aan het einde van hun Zambiareis. Er was feest met champagne. En op het bungeejumpplatform stonden 3 mensen klaar om te gaan bungeejumpen. Gillend natuurlijk. Maar ik heb zelf ook de neiging om te gaan gillen als ik iemand van het platform zie springen. Doodeng, maar als je het durft…., je vergeet het nooit meer en het is wel een mooie plek ervoor.
En ondertussen cirkelen nog steeds helicopters boven ons hoofd.

Zambia zit erop, morgen gaan we naar Botswana.
 Zambia is een prettig land om door te reizen, mensen zijn vriendelijk, maken graag een praatje zonder ergens op aan te dringen. We hebben mooie dingen gezien, de chimps en South Luangwa, Lower Zambezi en nu de Falls. Maar de afstanden zijn wel heel groot.

De grensovergang morgen tussen Zambia en Botswana wordt interessant. Er is nog steeds geen brug over de Zambezi tussen Zambia en Botswana, die is wel in aanbouw, maar nog niet klaar. Wij moeten dus op een ferry. Die bestaat uit een grote ponton, met een motor voor en achter. Het schijnt chaotisch aan de Zambiakant te zijn, ferry en grensformaliteiten tegelijk en aan de Botswanakant schijnt het juist goed georganiseerd te zijn. Kleine voertuigen krijgen voorrang op de grote vrachtwagens bij de ferry. Online gelezen dat vrachtwagens een week tot een maand moeten wachten voor ze eindelijk aan de beurt zijn voor de ferry. We gaan het zien morgen.







Moniek in microlight 2007






4 november 2019


Zambia, 4 november 2019

We zijn 31 oktober eindelijk in South Luangwa! En het ging wat gladder  dan we verwacht hadden. De weg naar het oosten vanuit Lusaka is aangelegd met fondsen van de EU en is een super gladde weg. Natuurlijk blijft het een redelijk smalle weg, maar met goed, glad asfalt en niet druk. We hebben het gevoel dat we zoeven.

South Luangwa is een beroemd park, maar het is rustig. Bij de ingang is een kantoortje, waar je je dagpas moet kopen.Een parkeerplaats is er niet, je moet je auto gewoon even op de weg laten staan. Er zitten 2 rangers die van iedereen op een kladje naam en kenteken laten noteren en het geld in ontvangst nemen, dat doen ze met een paperclip aan elkaar en je kunt als je eruit gaat je permit ophalen. We zijn wel wat rotzooi in Afrikaanse kantoortjes gewend in de loop der jaren, maar dit kantoortje van de rangers past goed in een lijst van grootste puinhoop in een klein kantoortje. Maar ze zijn zeer vriendelijk en bij het uitrijden krijgen we inderdaad een permit.

We zien al snel na de ingang een paar hyena’s een karkas van een impala kanabaliseren. Twee liggen er met een dikke pens naast. Eén staat er nog een beetje wazig te kijken, z’n kop en poten helemaal onder het bloed en een andere zit met z’n kop diep in het karkas.
Even verderop vechten twee wildehonden om een deel van een ander karkas. Ze staan allebei aan een kant te trekken. We zien wat olifanten, zebra’s, puku, impala, wilde zwijnen en een groep leeuwen is midden op de weg gaan liggen; 6 leeuwinnen en 1 leeuw. Geweldig gezicht en moeten daarna door het veld hobbelen om om de groep leeuwen heen te kunnen.  Aan de rivieroever zien we een grote groep rode bee-eaters. 
Als we later in de middag terugkomen zien we nog heel veel nijlpaarden in de rivier en een enkele giraffe. Mooie dag in een mooi park.

We hebben op de eerste camping waar we hier stonden ook een paar buitenlandse auto’s gezien. De eerste na de Tjechen in Malawi. Een ouder stel, Zwitsers, en een Nederlands stel in een Landrover. Ze reizen al meer dan een jaar door zuidelijk Afrika en slapen in een daktent.  Daarbij vergeleken reizen wij luxe in onze bus. We hebben nogal wat info over Namibië van ze gekregen. Zij zijn daar in hun jaar in de regio al veel geweest, weten wat de moeite waard is en wat tegenvalt, dus waardevolle informatie.

En verder? Het is warm, heel erg warm.  Dat vinden niet alleen wij, dat vindt ook de lokale bevolking. Het is het hete, droge seizoen, al kan elk moment de regentijd beginnen.  We hebben tot voor Lusaka op een relatieve hoogvlakte gereden, zo’n 1500 meter hoog. South Luangwa ligt op ongeveer 500 meter. Het wordt hier overdag makkelijk 42 graden en blijft tot ’s avonds laat 36-38 graden. We kunnen alle deuren en ramen van de bus tegen elkaar openzetten, maar koeler dan buiten wordt het nooit. We zijn wel heel erg blij met de extra ventilatieluiken die we boven het bed hebben gemaakt en met de zijramen naast het bed. Die geven wel een lekkere flow en we hebben nog een ventilator, die we ook iedere avond een paar uurtjes laten draaien. Tegen de ochtend koelt het wel af tot 30 graden en dat voelt dan lekker koel aan. We stonden onderweg naar South Luangwa op een camping die wat hoger lag en daar werd het in de avond 28 graden en we vonden het fris worden….

We zoeven na een paar dagen weer terug naar Lusaka over de door EU gesubsidieerde weg. De wegen zijn hier over het geheel genomen niet slecht, maar er wordt geen onderhoud gedaan. Een gat is een gat en wordt niet gerepareerd, dan wordt het gat steeds groter en dieper. Sommige stukken hebben diepe geulen door de zware vrachtwagens, op sommige plekken zijn de geulen 10 cm. diep en rij je in een soort spoor. Gevaarlijk, want wij zijn niet even breed als een vrachtwagen en je hebt weinig grip op je auto.
In het noorden hebben we tientallen kilometers naast de weg gereden omdat ze de weg opnieuw aan het aanleggen waren. Ze maken dan een niet-geasfalteerde weg ernaast en daar gaat al het verkeer overheen. Ze rijden af en toe met sproeiwagens om het rode stof wat te beperken, maar daar krijg je weer gladde modderpoelen van. Na een paar kilometer word je weer teruggeleid naar de weg en staat er een bordje einde werkzaamheden. Gelukkig dachten we de eerste keer, maar een paar kilometer verder begint het weer, soms rijd je 20-30 kilometer naast de weg.
Inhalen is een sport op zich. Vrachtwagens gaan berg-op niet zo hard en daar kan je dan wel makkelijk langs. Maar bussen rijden als gekken, halen in als er een tegenligger aankomt en snijden je dan om weer terug op de eigen weghelft te komen. Ondertussen rijden er ook fietsers, vooral tegen het verkeer in, want dan kunnen ze beter reageren op verkeer, ze gaan ook vaak wel op de rand van de weg rijden, maar ze hebben vaak brede last achterop, vaak grote rietbalen voor de rieten daken, of rollen golfplaat. Dan is zo’n fietser nog steeds breed. Vaak zie je fietsers berg-op lopen met 3-5 zakken houtskool, hele grote zakken houtskool. Als ze eenmaal boven zijn, storten ze zich met vracht en al naar beneden. Er zijn niet veel brommers, maar wel regelmatig een ossenwagen op de weg. Het is dus de hele tijd allebei goed opletten.

Houtskool is de voornaamste brandstof om te koken. Alleen in Zuid-Afrika zie je veel mensen met gasflessen, maar verder in Mozambique, Malawi, Tanzania en Zambia sjouwt iedereen met grote zakken houtskool. Kosten is een aardige indicatie: in Mozambique kostte zo’n zak (zie de foto) omgerekend 1 Euro, in Malawi iets duurder, ca. 1,30 en hier in Zambia kost een zak ongeveer 3 Euro

Een paar dagen verder en we zijn inmiddels in Lower Zambesi  NP. Via Lusaka waar we overnacht hebben op een camping met zebra’s en giraffes rond de bus. En, als bonus, Lusaka ligt op ruim 1200 meter, dus het koelde ’s avonds al af tot 30 graden en in de vroege ochtend was het zelfs maar 25 graden. Met een beetje wind is dat zelfs wat fris en dat is lekker.
Maar Lower Zambesi ligt op nog geen 400 meter en is weer warm, heel warm. Het is weekend en we staan op een bijna volle camping; langs de Zambesi in een mooie groene setting. Na het weekend zijn wij nog de enige gasten op de camping en in de lodge zit nog een groep van 6 studenten geneeskunde met een begeleider, die hier 6 weken stage hebben gelopen.

Hoe gaat het met onszelf? De hitte is vermoeiend. We hebben geen airco in de auto, dus rijden we altijd met de ramen open en dan nog is het of iemand een grote verfföhn heeft aangezet als er een windvlaag komt. ’s Avonds koelt het ook nauwelijks af, als we naar bed gaan is het nog altijd een 32-34 graden. Maar verbazend genoeg, als we naar bed gaan denken we: Oh wat is het heet en vervolgens slapen we de hele nacht door. We drinken veel en we zijn blij met onze in-line waterfilter, die we in de waterleiding hebben ingebouwd. Daardoor hoeven we niet met grote flessen water te sjouwen en ergens op te bergen. Het werkt goed want we hebben (nog) geen maag/darmklachten gehad.  We letten er ook wel op dat we helder water in de watertank gooien. Het is een keer gebeurd dat het water er helder uitzag, we de tank volgegooid hadden en toen hoorden dat het water uit een riviertje kwam. Daar was even niets meer aan te doen en je moet toch drinken. Maar bij de volgende camping met schoon water (borehole water) hebben we de tank geleegd en schoon water erin gedaan. Schoon is relatief, want ook al komt het uit een borehole, je weet niet hoe schoon de tank is waarin het water wordt opgeslagen.

De warmte zorgt er voor dat eten lastiger wordt. Koken (binnen of buiten) met deze temperaturen is te warm, dus we eten veel salade. Sowieso hebben we weinig trek met deze temperaturen. We proberen wel zoveel mogelijk een camping met zwembad uit te zoeken, zodat je op de dag een paar keer kunt afkoelen.
Maar ondanks de warmte: we hebben het behoorlijk naar onze zin!






Nog wat lekkers te vinden in de olifanten poep ?