We zijn in Malawi. Maar de weg er naar toe was wel lang.
Maandag van ons tropische strand in Inhassoro vertrokken
naar Chimoio. De weg is berucht om de
gaten in de weg waar je als je mazzel hebt omheen kan slingeren, maar vaker
moet afremmen en erdoor moet omdat het gat over de hele breedte van de weg
loopt.
De omgeving veranderde vooral door de bebouwing die je ziet,
minder compounds en minder goed onderhouden, rommeliger door elkaar geplaatste
gebouwtjes. Ook de mensen zien er armer uit.
Opeens zien we rechts van de weg een logo van een
hulporganisatie, het is Artsen Zonder Grenzen, we kijken met verbazing, ons
eigen logo. We besluiten er een bezoekje aan te wagen. De guard vraagt ons
afstand te nemen van de poort en roept de verantwoordelijke. Dat blijkt een
Braziliaanse verpleegkundige te zijn, het is een project van Artsen Zonder
Grenzen België. Ze hebben mobiele klinieken opgezet voor mensen die door de
regering zijn verplaatst na de laatste overstroming. Maar dat is het enige wat
de regering heeft gedaan, geen huizen, geen compounds, dus geen inkomen en geen
voedsel. Voedsel wordt nu gedistribueerd door WFP en MSF (Artsen Zonder
Grenzen) doet de medische zorg en water en sanitatie (schoon water en
latrines).
Het is opvallend hoe weinig hulporganisaties je ziet in zo’n
arm land.
We zien wel regelmatig handmatige waterpompen, met vooral
heel veel lege jerrycans, die worden al in een rij gezet en de eigenaren gaan
ondertussen wat anders doen. Er is altijd een hele strenge pikorde wie de pomp
bedient en wie daardoor recht heeft op een plaatsje vooraan in de rij.
We worden weer onderweg aangehouden bij een politiepost. John moet mee om de registratiepapieren van de auto te laten zien. Dat het kentekenbewijs zo’n klein kaartje is, vinden ze overal vreemd: That’s it? This thing? Ze zijn gewend aan officiële papieren met veel stempels. De baas van het spul zit onderuitgezakt in een stoel en vraagt aan John of dat z’n moeder is in de auto…. Ja, we worden er niet jonger op, maar zo oud kan ik er toch niet uitzien! Z’n collega’s gniffelen en fluisteren: his wife, his wife; oh ja, sorry, your wife.
Als we Chimoio naderen wordt de weg goed en breed en komen
in een bruisende stad met nota bene Zuid-Afrikaans supermarkten. Er zijn geen
campings in de buurt, dus we kunnen terecht bij een backpackers lodge, een
kleine parkeerplaats achter de lodge, waar wij en 2 auto’s net kunnen staan.
De auto’s zijn van 2 Zimbabwanen die 1 x per maand naar
Chimoio komen om inkopen te doen in de Zuid-Afrikaanse supermarkt. Chimoio ligt
niet zo ver van de grens met Zimbabwe.
Ze kopen vooral grote zakken rijst, maismeel en cooking oil. Er is niets
te koop in Zimbabwe zeggen ze en je geld is niets waard, dus als je wat geld
hebt kun je beter er gelijk wat voor kopen, voordat het alweer in waarde is
gedaald. Na Mugabe dachten ze het wat beter te krijgen, maar het is alleen maar
erger geworden.
De volgende dag, woensdag, gaan we op weg naar Tete, ook
weer een lange rijdag, maar behalve een slecht stuk valt de kwaliteit van de
weg mee. We worden nog een keer aangehouden bij een politiepost. Weer alle
papieren laten zien enzovoort. De baas van de agenten vraagt nu aan John of hij
in Mozambique is om impala te schieten… We hebben nog geen impala gezien.
Mozambique staat niet bekend om z’n wildlife, maar wel om de stroperij.
We zijn redelijk op tijd in Tete, rijden over een mooie
hangbrug over de Zambezi. We staan op een camping aan de oever van de Zambezi,
de mighty Zambezi en genieten van een prachtige zonsondergang over de Zambezi.
We zijn zoals altijd alleen op de camping. De eigenaar is een Zuid-Afrikaan met
een duidelijke mening over de armoede in Mozambique (hij vindt ze arm van
geest).
Donderdag vertrekken we toch weer vroeg, ondanks dat we
vandaag niet zoveel te rijden hebben, maar we moeten wel de grens met Malawi
over. Maar de dag begint niet al te goed. We zijn goed en wel op weg, als we
bij een brug komen waar al het verkeer ophoudt. Busjes laten hier hun mensen
uitstappen. Mensen lopen over de brug naar de andere kant en pakken daar weer
een busje. Ook staan er veel jonge mannen met brommertjes die je over de brug
naar de overkant brengen. Maar daar hebben wij niets aan. We vragen, maar
blijken helemaal terug te moeten naar Tete, weer over de Zambezi, dan
oostelijker een andere brug over de Zambezi, waardoor we de rivier waarvoor we
vaststonden niet meer hoeven over te steken. Een uur later zijn we helemaal
omgereden en komen aan de andere kant van de gebroken brug uit. Er staat een
bord dat hij door de Amerikanen wordt opgeknapt voor ruim 3 miljoen dollar.
Om 10 u zijn we bij de grens, uitstempelen van paspoort en
tijdelijke import van de auto aan de Mozambique-kant gaat snel en soepel.
Normaal gesproken rijd je dan 100 of 200 meter naar de
andere grens, maar hier rijden we en rijden we, maar zien geen grenspost. We
maken ons een beetje zorgen: hebben we iets gemist. Maar in het volgende stadje
is de grenspost.
Eerst de immigratie maar. We komen een mooi ruim gebouw
binnen, waar verder helemaal geen
‘klanten’ zijn. De immigratie-officier, neemt ons apart in een hoekje
bij het raam en vraagt of we weten wat een visum voor Malawi kost. Ik wil
zeggen dat weet jij toch wel, maar blijf beleefd. Uiteindelijk moet ik zeggen
hoeveel een visum kost. Ik probeer het met 50 USD, dit is de prijs voor een transitvisum,
maar we willen wel meer dan 7 dagen blijven. Uiteindelijk komt het hoge woord
eruit: het kost $75 voor 30 dagen. Nou ja, dat wist ik wel. We vullen de
formulieren in en de immigratie-fficier verdwijnt met onze $150 achter een
deur. We besluiten de tijd te gebruiken met de andere formaliteiten: Carnet de
Passage voor de bus te laten stempelen en wegenbelasting betalen. We halen onze
paspoorten met visum weer op met een kwitantie voor de betaalde dollars. We
moeten ook nog een WA-verzekering voor de auto afsluiten. We hebben er al één,
voor heel Afrika, maar ja dat ziet er niet officieel genoeg uit, slechts een
polisbrief. Je moet iets hebben dat je op je voorruit kan plakken, met stempels.
We gaan dus naar een verzekeringskantoor en dan loopt alles
wat zo soepel ging vast. De man staart een eeuwigheid naar zijn scherm, voordat
hij één hand optilt om met één vinger een toets aan te raken. Het duurt en het
duurt. Maar uiteindelijk krijgen we wel een officieel ding dat we op de
voorruit kunnen plakken, met stempels, hè hè.
Het is inmiddels 1 uur en we hoeven nog maar zo’n 70 km. We
gaan de weg af, naar Majete Wildlife Reserve. We rijden over een onverharde
maar redelijke weg, maar toch kom je maar zo’n 20-25 km per uur vooruit. Als we
zo’n 20-25 km hebben afgelegd, na een uur, staan we opeens voor een grote
brede, snelstromende rivier, de Shire en de brug is weg, gewoon helemaal weg.
We lopen nog wat langs de rivier om te kijken over er iets anders is, maar dat
is er niet en dus moeten we terug. Inmiddels is er een vrachtwagen vast komen
te zitten op de weg met een lekke band. Eenmaal terug op de weg moeten we een
omweg maken van iets meer dan 100 km. Dat gaan we voor donker niet meer redden,
dus maar een andere camping of iets dergelijks gezocht. Eigenlijk is dat er
alleen in Blantyre, de grootste stad van Malawi, waar we toch doorheen moeten.
Onderweg steekt er een flinke storm op, door het stof wordt het zicht beperkt
en het licht krijgt een vreemde kleur. We schieten toch wel goed op tot we in
Blantyre zijn en vast komen te zitten in de avondspits. Uiteindelijk komen we
op een onverharde weg, waar veel mensen lopen. Hier moet de oude missiepost
zijn, waar je ook kunt kamperen. Na wat rondvragen vinden we het, eindelijk, in
het stikkedonker. Wat een dag.
Vrijdag schijnt de zon op de camping van de missiepost. We
gaan op pad om geld op te nemen en een simkaart te kopen. Dat is niet zo
makkelijk, want dat kan alleen met een Malawiaanse identiteitskaart. De jongen
is verbaasd dat we die niet hebben. We leggen het nogmaals uit en hij gebruikt
de ID van zijn collega om ons toch een simkaart te kunnen verkopen, voor het
bedrag van 500 Kwatcha, minder dan 1 euro. We kopen ook nog wat airtime, vinden
een ATM, die we legen en kunnen verder.
Wat valt op in Malawi, vooral de hoeveelheid hulporganisaties:
CARE, Save the Children, Worldvision en nog een hele hoop die wij niet kennen.
Ik wist dat Malawi donor’s darling is, maar het steekt schril af bij
Mozambique.
We rijden op ons gemak naar Majete Wildlife Reserve, op de
camping blijkt ook een tourgroep te zijn, wat reuring is altijd leuk. We doen
laat in de middag en zaterdag een gamedrive, zien wat olifanten, nyala, impala,
warthog, fisheagles leuk. De omgeving is prachtig. Het park ligt aan de
rivier de Shire (die ja) en biedt prachtige uitzichten over de rivier.
We besluiten niet nog een dag in het park te blijven, kost
uiteindelijk toch $54 voor ons tweeën per dag. Een paar kilometer verderop ligt
een lodge met camping mogelijkheid. We zijn daar nu en het is een paradijsje.
Prachtig uitzicht over de rivier (die ja), een ‘infinity pool’, groen, mooie
setting en we staan met de camper aan het zwembad, ca. 15 meter er vanaf. We
denken dat we er hier nog wel een dagje aan vastplakken.